Over de zin en onzin van individuele verantwoordelijkheid in het klimaatprobleem

100 bedrijven zijn verantwoordelijk voor 71% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen sinds 1988. Sinds ik die zin las, blijft het maar in mijn hoofd spoken. 100 bedrijven, 71 procent. Tegelijk begon ik me op Instagram steeds meer vervreemd te voelen van het meestal erg op het individu gerichte discours van groene bloggers over milieu- en klimaatproblemen. Toen ik mijn blog en account begon, wilde ik in de eerste plaats positieve inspiratie bieden, zonder daarmee het gedrag of de levensstijl van iemand anders met de vinger te wijzen. Of erger: iemand het gevoel te geven dat hij/zij niet goed genoeg zijn best doet. Het is net dat wat me de laatste tijd soms dwarszit, zowel on- als offline: de nadruk op de individuele verantwoordelijkheid in het hele klimaatprobleem. Niet omdat ik denk dat die er niet is, maar omdat we op die manier blind blijven voor het grotere, structurele probleem.
Ik ga het nog eens herhalen: 100 bedrijven zijn verantwoordelijk voor 71% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen sinds 1988. 25 bedrijven daarvan zijn verantwoordelijk voor de helft van de uitstoot. De lijst bestaat voornamelijk uit fossiele brandstofbedrijven (denk aan Shell, BP, Chevron, Gazprom, ExxonMobil). De meeste van die bedrijven investeren niet of slechts in beperkte mate in een duurzame energietransitie. Nochtans zijn er genoeg energiebedrijven die intussen volledig op hernieuwbare energie draaien. Het kan dus. Maar de grote vervuilers nemen tot noch toe geen of weinig maatregelen.
Banken en pensioenfondsen investeren wereldwijd nog altijd in fossiele brandstof. Ook in ons land. Tussen 2016 en 2018 hebben de grootste banken zelfs steeds meer geïnvesteerd in steenkool, gas en olie.
Ik zou het ook over andere industrieën kunnen hebben. De mode industrie bijvoorbeeld, waarvan vaak gezegd wordt dat het de tweede meest vervuilende industrie ter wereld is. Maar het verhaal is eigenlijk altijd hetzelfde: de grote spelers reguleren zichzelf niet. En daar ligt nu net de belangrijke rol voor beleidsmakers. Zij kunnen de touwtjes in handen nemen en een strenge reglementering invoeren. Alleen, het gebeurt niet (genoeg).

Ik lees vaak dat wij als consumenten een belangrijke machtspositie innemen. Door geld te geven aan bepaalde bedrijven, kunnen we laten zien wat wij belangrijk vinden. Ik heb het zelf ook al een paar keer geschreven. Ten dele klopt die redenering, denk ik. Als we met zijn allen overschakelen op groene stroom, moeten de grote energiespelers wel volgen. Het probleem is alleen dat die denkpiste in twee richtingen werkt en door grote bedrijven zo ook misbruikt wordt. Als er consumenten zijn die blijven betalen voor fossiele brandstoffen, gebruikt Shell dat als een argument om vooral te blijven doen wat het al jaren doet. Coca-Cola zegt plastic flesjes niet te willen vervangen, omdat consumenten ze nog altijd ‘willen’. De schuld geven aan de consument, terwijl je zelf de macht en de mogelijkheden hebt om het hele systeem top down te veranderen – is dat niet de wereld op zijn kop?
Bovendien – en dat vergeten we vaak – hebben veel van die consumenten niet de mogelijkheid om dagelijks met klimaat en milieu bezig te zijn. Omdat ze er niet de mentale ruimte voor hebben, omdat ze naast hun fulltime baan nog moeten flexi-jobben om rond te komen, of omdat ze helemaal geen idee hebben waar te beginnen. Ik geef het meteen toe: ik heb het privilege dat ik ermee bezig kan zijn. Ik heb tijd, ik heb geld om rond te komen, ik woon in een stad met veel opties. Ik kan daar dan wel aan toevoegen dat ik er bewust tijd voor maak en bewust in de stad woon, maar ook het feit dat ik de mogelijkheid heb om die keuze te maken is een voorrecht. Het individualiseren van klimaatschuld komt dus vooral de grote spelers ten goede, die zich intussen kunnen blijven verschuilen achter het gedrag van ‘de consument’.

Wil ik daarmee zeggen dat je als individu geen impact kan hebben en maar gewoon alle duurzame voornemens moet laten varen? Helemaal niet. Ik denk net dat het heel belangrijk is om duidelijk te maken dat er een draagvlak bestaat voor een duurzame transitie. Pas als het draagvlak groot genoeg is, durven politici structurele maatregelen te nemen. Alle kleine, individuele emissies dragen natuurlijk ook bij tot klimaatopwarming. Het heeft dus zeker zin om je eigen beetje CO2 te verminderen en ik moedig ook iedereen aan om dat te doen. Ik denk alleen dat onze klimaatverontwaardiging of -kwaadheid naar de juiste personen gericht moet zijn. Niet naar je collega of buurman die niet van energieleverancier wil veranderen ‘omdat het toch allemaal dezelfde verkoopspraatjes zijn’, maar naar overheden en grote bedrijven die de macht hebben om grote veranderingen door te voeren. Al kan je bij die collega of buurman wel een zaadje planten, natuurlijk.
Wat mij betreft is de huidige klimaatcrisis een collectief probleem waar niemand individueel verantwoordelijk voor is. Daarom hou ik ook zo van de boeken van Naomi Klein (aanraders, echt!). System change, not climate change – daar komt het zo’n beetje op neer. Ondertussen blijf ik gewoon mijn best doen om mijn eigen negatieve impact te beperken. Ik wil niet wachten op anderen, die een veel grotere impact hebben dan ik, maar soms, heel soms, dan zakt de moed me in de schoenen. Ondertussen blijf ik geloven in individuele actie, al was het maar om beleidsmakers erop te wijzen dat het nu echt wel tijd is om met systemische oplossingen te komen.
Fotocredits: Markus Spiske en Callum Shaw via Unsplash.
-0 Comment-